Boni - In het spoor van de Surinaamse vrijheidsstrijder - Tessa Leuwsha

Tessa Leuwsha verdiept zich breed in verzetsstrijder Boni
Ze reist ervoor naar het Afrikaanse Ghana, waar het slaventransport vertrok vanuit Fort Elmina
Wordt Tula als grootste verzetsstrijder gezien op Curaçao, in Suriname worden Jolicoeur, Boni en Baron in een adem genoemd als dappere verzetsstrijder. Jolicoeur vluchtte in 1772 met negen slaven van Fauqemberg naar Fort Buku, de versterkte vestiging van de Boni-Marrons, die op een moeraseiland lag, en deed met de andere Marrons mee bij het overvallen van plantages. Om overlast te voorkomen heeft gouverneur Jan Nepveu het Neeger Vrijcorps opgericht, ook Zwarte Jagers genoemd, om Marrons op te sporen. Marrons zijn van de plantage gevluchte slaven, die vaak aan de rand van de plantage verblijven zodat ze nog voedsel krijgen van de andere slaven die nog voor hun meester werken. Vaak gaan ze daarna verder het oerwoud in.
Prijs op het hoofd van Boni
Later weet gouverneur Jurriaan François de Friderici Boni en de zijnen handig uit te spelen en hem weg te krijgen uit het fort. Hij zet de Boni’s op tegen de naaste concurrent de Nduyka’s tegen elkaar op en een prijs op het hoofd van Boni. Op 19 februari 1793 wordt Boni gedood door Bambi Kukudyaku, opperhoofd van Nduyka. Hij vindt hem in het bos, het fort is gevallen, ‘met zijn twee wijven en twee kinderen (‘een boscriool, genaamd Beyman, het tweede een zuygeling genaamd Marietje’). Bambi schiet Boni door zijn hoofd en slaat zijn hoofd af ‘en de regter hand’. Dat is van belang voor de beloning.
Fort Elmina
Tessa Leuwsha wil veel doen in haar boek. Ze wisselt de biografie van Boni af met de reis naar Ghana, waarvandaan de slaven, mannen en vrouwen gescheiden, werden weggevoerd vanuit Fort Elmina. Ze gaat ook diverse keren vanuit Suriname naar Amsterdam om haar onderzoek af te stemmen met haar verslaafde broer Ewald. Ook reist ze naar Frans-Guyana omdat daar Boni’s wonen in het dorp Apatou waar ze afspreekt met Geerdson, die een ontmoeting heeft geregeld met Antoine Lamoraille, woordvoerder van de Boni’s daar. Met Geerdson heeft Tessa gemeen dat beider grootmoeders uit Nickerie komen, het westelijke grensstadje van Suriname.
Boni is vermoedelijk in 1730 geboren, opgegroeid in een Marrondorp. Hij is een halfbloed, als zoon van de slavin Esi, die uit Ghana is meegevoerd en een blanke plantagehouder in Suriname en hun huisslaaf Kwesi. Het Marrondorp wordt geleid door Asikan Sylvester en ligt in een moerasgebied aan de kust van Suriname. Alles wat Tessa beschrijft heeft als doel dat we meer te weten komen van Boni en hoe zaken gingen in die tijd.
Over de auteur
Recensent Adriaan Vermeulen noteert haar leven. Tessa Leuwsha wordt op 1 november 1967 in Amsterdam geboren, ze heeft een Afro-Surinaamse vader en een Nederlandse moeder. Haar vader groeit op in een arm gezin in het toen nog koloniale Suriname. Hij vertrekt om economische redenen naar Nederland, waar hij als chauffeur werkt bij de gemeente Amsterdam. Leuwsha's moeder is bij een bank werkzaam en brengt haar liefde voor literatuur over op haar dochter. Na het gymnasium volgt Leuwsha een opleiding Toeristisch Management en studeert Engels. Een opdracht om een reisgids over Suriname te maken, brengt haar in 1996 naar het geboorteland van haar vader. In 1997 verschijnt de eerste editie van haar Reishandboek Suriname. Leuwsha besluit zich als freelance journaliste in Suriname te vestigen, waar zij haar partner Sirano Zalman ondersteunt bij het oprichten en uitbouwen van een toeristisch bedrijf.
Tessa Leuwsha schreef de meermaals genomineerde roman De Parbo-blues, Solo – een liefde, Plantage Wildlust en de literaire fictieboeken Fansi’s stilte en De wilde vaart. Op Fansi’s stilte baseerde ze haar succesvolle en internationaal vertoonde documentaire Moeder Suriname – Mama Sranan.
Vissen in de zwamp
Boni en zijn moeder Esi worden opgevangen in het Marrondorp Tesisi. Asikan Sylvester, die in Afrika geboren is, zegt dat ze mogen blijven. Hoewel Boni het kind is van een plantagehouder is hij Sylvester steeds meer gaan zien als zijn vader, die hem leert vissen en jagen. Sylvester heeft zijn kennis opgedaan van de Inheemsen. Ze proberen samen een bosvarken of pingo te vangen. Overdag vangen ze vissen in de zwamp met een korf of net. Wie zijn echte vader is doet er volgens Esi niet toe en ze denkt aan haar geboorteplaats in Afrika. Als de ‘echte’ zoon van Sylvester, Cosai, probeert een zeldzaam hert te doden met zijn vuurwapen, wierp Boni zich op hem. Sylvester gaat tekeer tegen Cosai: ‘Jij achterlijke idioot. Ben je soms blind. Jij herkent een winti nog niet als die voor je neus staat!’
Esi legt het contact met de ouders van Abena, de slanke jonge vrouw die Boni adembenemend vindt, waarop haar moeder reageert met de woorden: ‘We zien dat Boni een goede man is, dat hij onze bloem zal kunnen beschermen.’ Sindsdien zijn de twee een. Bij hanengevechten die Sylvesters zoon Cosai organiseert, laat hij een sterke zwarte haan als zichzelf en een zwakke rode haan, die Boni voorstelt tegen elkaar vechten. De rode wint. Boni snijdt beide de nek door en maakt een eind aan nodeloos geweld en smijt de hanen in het publiek met de woorden: ‘Wil jij soms dood? Of jij? Kom hier dan. Zo niet, ga verder met je bezigheden.’ Als Sylvester over de hanen hoort, draagt hij meteen al zijn taken over aan Boni als de nieuwe leider, een status die Boni accepteert. Dan besluit hij om zelf ook dorpen te overvallen, zoals zijn eigen dorp Anna’s Zog, ook wel Barbakoeba geheten, maar hij kan het niet opbrengen om de plantagehouder doden, het is tenslotte zijn vader, die bij Esi een kind heeft verwekt.
Bij de komst van blanken in hun dorp zegt Sylvester tegen Boni dat hij snel moet handelen, brengt zijn geliefde Abena (met zijn kind in haar buik) en andere vrouwen en kinderen in veiligheid, maar kan niet voorkomen dat zijn moeder slachtoffer wordt van de soldaten, die haar praktisch dood slaan. In Esi’s hoofd vonken zonnestralen op en in dat heldere licht verschijnt de spin Ananse, die we nu allemaal, van o.a. Johan Ferrier, kennen als Anansi. De spin wenkt haar met zijn poten alsof hij een slimme uitweg uit de ellende heeft gevonden. Ze sluit zachtjes haar ogen.
Ghana
In Suriname maakt Tessa kennis met Emmanuel Adu-Apong, in Nederland assistent-professor in culturele geografie. Hij vertelt haar over Ghana en Tessa over Suriname. Zo kunnen de twee elkaar helpen als het over Boni en het land waar zijn familie vandaan komt. Met Emmanuel gaat ze naar Ghana samen met haar man Sirano Zalman. Daar hebben ze diverse gesprekken, een zekere Kodjo vertelt dat Boni ‘hier’ een familienaam is en vertelt over de oorlogen die Ga en de Ashanti voerden. Boni moet volgens hem een Ga zijn geweest.
In het vliegtuig leest ze het relaas van John Gabriel Steadman over de militaire jacht op de Marrons in Suriname. Steadman is de enige blanke die met slaven de nacht doorbrengt in een roeiboot. Bij een slavin die hem verpleegt als hij ziek is, verwekt hij een kind, maar of dat met haar instemming gebeurt is niet duidelijk. Hij wil haar vrij kopen maar Joanna ziet er geen heil in een bestaan met hem in Engeland als ‘gekleurde tweederangsburger’. Steadman beleeft de slavernij vanuit zijn perspectief. Stel dat Boni hem heeft achtervolgd, vraagt Tessa zich af, welk verhaal zou dat hebben opgeleverd?
Als luitenant Frederici in september 1772 Fort Buku binnenkomt zijn de Marrons gevlucht. Na een half uur strijd, blijkt dat in het fort verlaten hutten zijn en inderhaast geoogste kostgrondjes, slechts een groepje Marronvrouwen is achtergebleven.
Wandelpad
Als nagedachtenis aan Boni besluiten Tessa en haar man Sirano om een wandelpad aan te leggen waarlangs het leven van Boni kan worden uitgebeeld: de Boni Trail. Het is moeilijk om de juiste plek te vinden. Uiteindelijk krijgen 22 slootjes bij hun plantage Frederiksdorp, waar ik eens was tijdens een rondvaart, provisorische loopbruggetjes van gekapt mangrovehout. Tussen de bomen hangen illustraties, een groot doek met een foto van fort Elmina en een prent van de slavenmarkt van de Belgische schilder Pierre Jacques Benoit. Met het accent op Boni’s moedige strijd en verzet. De opening is in mei 2022. De genodigden zijn historici, beleidsmakers en journalisten, die geanimeerd praten en lachen. Een sfeer die Tessa doet denken aan haar middelbareschooltijd. Als de gasten eindelijk het pad betreden, beginnen Sirano en de gidsen op een zangerige melodie aan een lied aan in het Samaaka: ‘Wi ta lowe a mati sonde…’ Wij vluchten op zondag naar het bos. ‘Jee, jee, jee-ee. Jee, jee, jee-hee-ee. Wi to lowe a mati sonde.’ Tenslotte zong iedereen mee. ‘Het pad was niet perfect of volledig, maar het was een begin en het was van ons. In Suriname.’
Tessa Leuwsha – Boni – In het spoor van de Surinaamse vrijheidsstrijder, ISBN 978 90 450 5179 6, uitgeverij Atlas Contact, € 22,99, mei 2025