De gelogen kolonie - Michel Maas

Een gedeelde Nederlands/Indonesische geschiedenis? Vergeet het maar!
Blijkbaar was Indië een verzinsel
Nederland gedraagt zich ten opzichte van Indonesië als een verkrachter. Zo’n man die na zijn daad tegen het misbruikte meisje zegt, dat ze samen toch ook wel plezier hebben gehad. Met deze niet mis te verstane vergelijking typeert Michel Maas in zijn boek De gelogen kolonie de manier waarop Nederland denkt over Indonesië en het koloniale verleden.
Droomland
Volgens Maas bestond de kolonie Nederlands-Indië alleen voor de Nederlanders, de bevolking vormde daar slechts het personeel. Voor die mensen moet het oude Indië allesbehalve een droomland zijn geweest. Van een door Nederlanders vaak veronderstelde gezamenlijke geschiedenis is geen sprake.
Dat is nogal zwart/wit geredeneerd, want er zijn natuurlijk wel degelijk prachtige grijstinten te vinden. Maar: Maas daagt zijn lezers dan ook vooral uit de geschiedenis van de Nederlandse aanwezigheid in Zuidoost-Azië nog eens kritisch te overdenken. Bovendien vraagt hij zijn publiek eindelijk goed te kijken naar het huidige Indonesië, dat zich pas na de Tweede Wereldoorlog en de strijd om de onafhankelijkheid, met het vertrek van het Nederlandse bestuur, sinds 1949 eindelijk zelf kon ontwikkelen.
Onbevangen
Hij onderbouwt zijn betoog aan de hand van ontmoetingen met een handvol Indonesiërs. Niet zelden hebben die iets ontroerends of ze zijn juist goed voor een brede glimlach. Denk dan aan de verhalen over onder meer de oude verarmde ‘dakloze’ sultan van Solo en een bejaarde vrijheidsstrijder. Belangrijker is dat ze stuk voor stuk het gevoel oproepen dat de gemiddelde Nederlander qua informatie over dat land iets wezenlijks heeft gemist.
Maas is een goede luisteraar en vervolgens een echte verteller met een mooie stijl; een verslaggever die ditmaal ook een goed beredeneerde mening geeft. Achttien jaar leefde hij als correspondent voor de Volkskrant in een gewone Indonesische woonwijk, tussen gewone Indonesische mensen, in de hoofdstad Jakarta. Toen hij in augustus 2001 op zijn nieuwe standplaats arriveerde waren land en cultuur hem nog onbekend. Zonder de last van directe herinneringen aan een vervlogen Indische wereld en de Japanse bezetting kon hij vrij onbevangen om zich heen kijken.
Ook de daaropvolgende strijd van de Indonesiërs tegen het terugkerende Nederlandse gezag was voor hem een relatief onbekend verhaal. Zijn vader had hem daar veel over kunnen vertellen. Immers: vader Maas was destijds vrijwillig als militair naar de Oost gegaan, maar toen hij zijn zoon zijn ervaringen had moeten doorgeven lukte dat niet meer. Hij kwam niet verder dan de woorden: ‘stapels lijken’.
‘Reformasi’
Wel legde een Indonesische vrijheidsstrijder van weleer de schrijver ooit de vraag voor: ‘Hadden de Nederlanders niet in de gaten dat de bevolking niet op ze zaten te wachten?’
Maas leerde Indonesië kennen toen het na de eerste roerige twintig jaar onder president Soekarno en de daaropvolgende drie decennia onder de repressieve en corrupte militaire leiding van generaal Suharto, aan een nieuwe toekomst was begonnen. Onder het motto ‘Reformasi’ was de jonge democratie zichzelf opnieuw aan het uitvinden. In een dynamische sfeer van nieuwverworven vrijheden ging Maas aan het werk en dat leverde in de Volkskrant jarenlang prachtige reportages op. Bijvoorbeeld over het door de tsunami van Kerst 2004 dramatisch overspoelde Atjeh.
Hij had natuurlijk een boek vol smakelijke memoires kunnen schrijven. Zijn verhaal over een forse buurtruzie in Jakarta, smaakt echt naar meer. Raak tekent hij daar een herkenbaar stukje dagelijks leven. Echter, die scène staat ten dienste van een hoger doel: zijn betoog dat Indonesië een levende op zichzelf staande realiteit is. Of is hier dan toch even een oudere witte man aan het woord, die naar zijn Indonesische buren kijkt? ‘
Een eigen rijke cultuur
Hoe dan ook, het stoort hem dat de meeste Nederlanders niet beseffen dat het eilandenrijk al ver voor de komst van de eerste Europeanen werd bewoond door vele volkeren, elk met een eigen rijke cultuur. Een wereld die de kolonie uiteindelijk glansrijk zou overleven. Want in al die eeuwen bleef Insulinde zichzelf en nog altijd kan het putten uit een glorieus verleden met illustere koninkrijken als Mojopahit en Mataram. Een geschiedenis waarvoor Nederlanders over het algemeen blind zijn. Inderdaad, voor sommigen is het land zelfs niet veel groter dan een vakantieresort op Bali.
Er valt over De gelogen kolonie veel moois te zeggen, het boek heeft zeker literaire kwaliteiten. Toch kunnen zijn woorden af en toen behoorlijk schuren. Zeker: Voor zover ze die tijd nog hebben meegemaakt denken Indonesiërs over het algemeen niet met heimwee terug aan dat koloniale verleden. Dat bijvoorbeeld hun taal vol zit met Nederlandse leenwoorden zoals knalpot en kulkas, zal ze een zorg zijn. Ook al zijn Nederlandse toeristen altijd blij verrast als ze dergelijke sporen van een Hollands verleden aantreffen.
De toon van teleurstelling, zo niet irritatie bij Maas is begrijpelijk. Toch lijkt hij zo nu en dan daarin een beetje door te schieten. Bijvoorbeeld als hij vertelt dat geen mens zich daar druk maakt over het verval van oude Nederlandse panden in het oude centrum van Jakarta. Een prachtige metafoor om te laten zien dat het Nederlandse erfgoed de Indonesiërs koud laat. Maar… klopt dat beeld? Inderdaad, in de oude stad van Jakarta was de om zich heen grijpende verrotting groot, maar vergeleken met zo’n veertig jaar geleden staat die buurt er steeds beter bij.
Tempo Doeloe
De economie is de laatste jaren gegroeid en de laatste jaren worden steeds meer panden in oude luister hersteld en krijgen ze een nieuwe passende bestemming. Niet alleen in Jakarta. In Semarang is nota bene de oude Nederlandse stadskern veranderd in een nostalgisch aandoende uitgaanwijk waarin zelfs de oude straatnamen zijn teruggekeerd. Bijvoorbeeld ‘Heerenstraat’, correct gespeld. Dus met ‘dubbel E’. De Hollandse oude stad is daar nu een attractie: Kota Lama.
Wees ook niet verbaasd als ergens in een restaurant de stem van Wieteke van Dort klinkt. Om nog maar te zwijgen van het nationale voetbalelftal waarvoor nu in Nederland spelers worden gezocht van min of meer Indonesische herkomst. Eigenlijk is het jammer dat Maas met zijn fraai geformuleerde schreeuw om aandacht voor het huidige Indonesië, de jeugd van beide landen geen duidelijke stem geeft. Hoe interessant zou dat kunnen zijn? Jongeren, zowel Indonesisch als Nederlands, hebben geen last van een koloniaal verleden en vaak vinden ze Tempo Doeloe zelfs interessant als een stukje voor hen nog levende geschiedenis.
Blank en bruin leefden tot 1942 zeker niet gezellig samen. Daarom zou Nederland de kennelijk ‘gelogen kolonie’ nu niet als een eigen verzinsel moeten zien. Beter is het om enig respect te kijken naar de enorme sprint waarmee jongere generaties, die steeds vaker over de landsgrenzen heen kijken, Indonesië verder opbouwen. Dat dit gepaard gaat met uiterst pijnlijke groeistuipen, blijkt uit de recente rellen van augustus en september j.l.. Toch manifesteert zich onder al dat vaak zinloze straatgeweld bij de jongste generatie een diep besef dat het leven anders moet, vooral eerlijker, minder post-feodaal en vooral vrij van corruptie.
Twee miljoen Nederlanders hebben min of meer directe bloedbanden met Indonesië. Dat er in de media toch weinig aandacht was voor de recente revoltes lijkt het gelijk van Maas te illustreren: Nederland is niet geïnteresseerd. Hij schrijft terecht: Nederlanders weten alles van Indië, maar wat weten ze van Indonesië? Eigenlijk niets.
Vaderland in de verte
En toch… het valt op dat juist jonge Nederlanders met een Indonesische achtergrond meer dan ooit willen weten hoe diep ze wortelen in het volk en de cultuur van dat verre rijk van Insulinde, vaak het geboorteland van hun ouders en grootouders. Ze herkennen in hun doen en laten, hoe subtiel ook, de wereld van een ‘vaderland in de verte’ en gaan daar niet zelden naar op zoek.
Maas woont allang weer in Nederland, hij houdt van Indonesië maar had er niet oud kunnen worden, hij is te Nederlands om daar ooit in het land te kunnen opgaan. Zijn laatste bijdrage als correspondent besloot hij in 2019 met de woorden: ‘Een land waaraan ik met plezier zal terugdenken.’ Ook daarvan getuigt De gelogen kolonie.
Hans Visser
Over de auteur
Michel Maas (Roermond, 1954) studeerde filosofie aan de
Universiteit van Amsterdam en werkt sinds 1986 voor de Volkskrant. Hij was onder meer Oost-Europa-correspondent en deed verslag van de oorlog in Kosovo. De reportages daarover bundelde hij in Kosovo: verslag van een oorlog, bekroond met de Prijs voor de Dagbladjournalistiek. Zijn literaire debuut maakte hij met de autobiografische roman De Vleugels van Lieu Hanh’, dat zich afspeelt in Vietnam. Hij kreeg daarvoor in 1996 de
Geertjan Lubberhuizenprijs. In 2017 verscheen Commandant Konijn.
Michel Maas – De gelogen kolonie, 460 pagina’s, ISBN 978 90 450 4117 9, Prijs € 21,99, e-book € 13,99, Atlas Contact, augustus 2025