De jaknikker - Peter Buwalda

Een spiegelpaleis waar je duizelig uitkomt
Buwalda maakt het wel erg bont in zijn vervolg op Otmars zonen
Hij is een verteller pur sang en weet zijn lezers ook dit keer weer verrassende observaties en razendknappe zinnen voor te schotelen. De jaknikker lezen is dan ook zeker geen straf. En toch… de wonderlijke twist die Peter Buwalda op twee-derde van zijn boek uit zijn mouw tovert, doet geforceerd aan. Alsof Buwalda zelf ook niet meer wist hoe hij zich nog moest redden uit het onontwarbare doolhof van geheimen en vermoedens dat hij in de voorafgaande duizend pagina’s (inclusief deel 1: Otmars zonen) had gecreëerd.
Over de auteur
Peter Buwalda (1971) werkte als journalist en redacteur bij diverse tijdschriften en uitgevers. Daarnaast publiceerde hij verhalen en essays in enkele literaire tijdschriften. Hij debuteerde in 2010 met de roman Bonita’s Avenue, waarmee hij diverse prijzen won en die meteen een bestseller werd. In 2019 volgde de roman Otmars Zonen, aangekondigd als deel één van wat een trilogie zou worden. De thans verschenen De Jaknikker is deel twee in deze cyclus.
Reikhalzend
Er werd jarenlang reikhalzend naar uitgekeken. Jaar in jaar uit kondigde Buwalda aan dat het mogelijk het komende jaar ging lukken, de publicatie van deel twee. En nu, bijna zeven jaar na Otmars zonen, ligt dan toch eindelijk De jaknikker in de winkel. Net zo goed als deel één of toch niet? Ja en nee. Zijn stilistische brille is Buwalda zeker niet kwijt. Ook De jaknikker biedt weer op vrijwel elke pagina pareltjes. Vileine typeringen van personages, zoals over Juliette, de vriendin van hoofdpersoon Dolf/Ludwig/Hein (daarover straks meer): ’Het enige wat haar interesseert aan het Concertgebouw is de rode loper die eruit steekt.’ Je weet meteen wat voor vrouw Juliette is. Al even vernietigend zijn zijn karakteriseringen van uiterlijkheden. Neem bij voorbeeld ‘een pakketbezorger met een hoofd als een poriënzwam of de neurologe Dokter Verberne met de uitstraling van een kinderbijbelillustratrice. Haar roodgekoonde vrolijkheid is een laagje waarvan ze de verdrietige spettertjes van de werkdag kan afnemen met een doekje.’ En, voor mij een van de mooiste typeringen uit het boek, over een hypotheekaanvraag: ‘In een brief vol femelige, onderdanige zinnen die op hun tenen rond een gat van negen ton slopen.’
Slingers
Maar dat zijn natuurlijk alleen maar de slingers die het verhaal optillen en van glans voorzien. En dat verhaal, daar ligt dit keer toch wel een probleem. Het begint veelbelovend. We ontmoeten Ludwig die we uit Otmars zonen kennen als een wat onbestemde, niet erg doortastende figuur, als hij op het Siberische eiland Sakhalin verblijft, daarheen gestuurd door zijn baas Shell om er te praten over aanpassingen van voorgenomen boringen. Eigenlijk zou hij alweer huiswaarts keren, maar een sneeuwstorm hield op het eind van Otmars zonen zijn vliegtuig aan de grond. Waardoor Ludwig alle tijd krijgt om zijn vermoeden dat de CEO op Sakhalin, Johan Tromp, wel eens zijn al voor zijn geboorte weggelopen vader kan zijn bevestigd te krijgen. Ondertussen heeft hij er ook Isabelle Orthel ontmoet, die hij nog uit zijn studietijd kent en die een verwoestend geheim over Tromp beweert te hebben. En als derde lijn is er dan nog de claim van Ludwigs stiefbroer Dolfje, een fenomenale, wereldberoemde pianist met de nodige wereldvreemde trekjes, dat hij een verloren geraakte compositie van Beethoven heeft teruggevonden.
Web van leugens
Parallel aan elkaar ontwikkelen die drie verhaallijnen zich. Honderden pagina’s lang raken de hoofdpersonen steeds verder verstrikt in een web van leugens en geheimen. Ludwig gaat voor Tromp werken, Tromp weet niets over zijn vermeende vaderschap van Ludwig, Isabelle plant ondertussen haar meedogenloze wraak richting Tromp, maar Ludwig leidt haar af door haar in het geheim te vertellen over de vondst van zijn stiefbroer Dolfje. Waarna zij besluit haar pijlen voorlopig op hem te richten. Er is sprake van een geheimzinnige Bulgaarse, er duikt een Anne-Jet op die de dochter van Tromp blijkt te zijn, Barbara, de Afro-Amerikaanse vrouw van Tromp, krijgt een steeds belangrijker aandeel met de geheimzinnige roman die zij aan het schrijven is.
Paukenslag
Alles en iedereen draait om elkaar heen met geheimen en vermoedens en dan opeens is er op zo’n twee-derde van het boek, als bij paukenslag, een totale omwenteling. Alles wat we tot dusver gelezen hebben, blijkt niets anders te zijn dan het boek waaraan Barbara werkte. Alles wat zij schreef is gebaseerd op het werkelijke verhaal van diezelfde hoofdpersonen, maar met andere namen. Ludwig, geboren als Dolf maar als jongen door zijn stiefvader Otmar omgedoopt tot Ludwig, blijkt nu opeens in werkelijkheid Hein te heten, Johan Tromp is Richard Clock, Tosca heet Norma (we blijven dus wel in de operawereld), de alwetende vertelster Barbara zelf blijkt Diamond te heten en zo krijgt iedereen een andere naam. En ook een aantal feiten blijken anders dan we tot dan toe dachten, waardoor oorzaak en gevolg hier en daar omgedraaid worden.
Vervlechting
Vanaf dat moment vervlecht Buwalda die twee verhalen: enerzijds het boek dat Barbara schrijft en anderzijds Ludwig/Hein die het leest en er in het parallel lopende verhaal het zijne van denkt en ondertussen moet dealen met zijn eigen, inmiddels behoorlijk troosteloze leven. Van de ene alinea in de andere wisselen we stuivertje tussen de twee verhalen en weer terug. In het ene verhaal is er opeens een kind, in het andere niet, in het ene leeft Otmar nog, in het andere niet
Waarom, kun je je afvragen? Wat voegt deze plotselinge draai toe aan het verhaal dat weliswaar gecompliceerd maar glashelder was. Onwillekeurig komt de gedachte bij je op dat Buwalda zelf niet meer inzag hoe hij zich uit het labyrint waarin niemand nog wist wat de ander wel of niet wist moest bevrijden. Het getuigt van een ongelooflijke krachtpatserij om de aldus ontstane twee verhalen met elkaar in evenwicht te houden. Het is een spiegelpaleis waarin beelden elkaar weerkaatsen, waarin als bij een Drosteverpleegster telkens een nieuw plaatje zichtbaar wordt, tot in het oneindige. Maar het is ook ontzettend verwarrend.
‘’Hang ze maar op, wat extra spiegels in het spiegelpaleis, maak het maar bont,’ merkt Buwalda zelf ergens op in de rol van Ludwig en elders vergelijkt hij het met ‘spekkoek, laag op laag’.
Deel drie?
Tja, en wat nu? Zal er nog een deel drie gaan volgen? Volgens de hoofdstuktelling wel. Buwalda begon zijn Otmars zonen met hoofdstuk 111 en telt vanaf daar terug. Aan het eind van De jaknikker zijn we bij hoofdstuk 45 aanbeland. We hebben dus nog enkele tientallen hoofdstukken tegoed. Maar eigenlijk lijkt alles nu wel gezegd. De geheimen zijn ontsluierd, er zijn levens verwoest. Alles wat je hier nog aan toevoegt, zal het alleen maar minder kunnen maken, vrees ik. Maar we wachten af wat maestro Buwalda ons nog te zeggen heeft. Hopelijk niet weer zeven jaar wachten.
Sonja de Jong
Peter Buwalda – De jaknikker, De Bezige Bij, ISBN 978 94 031 9390 8, 688 pagina’s, € 35, september 2025