De prullenmand heeft veel plezier aan mij - Thomas Heerma van Voss

‘Destijds kon alles nog’
In 1979 nog jong en veelbelovend, glijden ze nu in hoog tempo het leven uit
Het project begon min of meer bij toeval. Voor onderzoek in de catacomben van het Literatuurmuseum in Den Haag vond Thomas Heerma van Voss een zelfportret van de schrijver Rudolf Geel. De naam zei hem niet veel en een medewerker merkte op: ‘Die is geloof ik al jaren dood.’ Dat prikkelde Heerma van Voss’ nieuwsgierigheid. Hij ging op zoek naar Geel, vond hem en had een heel plezierig gesprek met hem. Het werd het begin van een lange zoektocht naar alle nog in leven zijnde schrijvers die in 1977 op verzoek van literair tijdschrift De Revisor een zelfportret hadden getekend. Negentien van de destijds 79 bleken nog in leven en Heerma van Voss sprak met 18 van hen. Het levert een bundel op die tegelijkertijd een beeld geeft van het literaire klimaat in ons land destijds, als van roem die vergaat.
Over de auteur
Thomas Heerma van Voss (1990) debuteerde in 2009 met de novelle De allestafel. In 2013 verscheen zijn roman Stern en werd hij door diverse tijdschriften uitgeroepen tot een van de meest veelbelovende literaire talenten. Sindsdien schreef hij enkele romans, een paar essays, meerdere verhalenbundels en – samen met zijn broer Daan – een thriller. Zijn werk is al vele malen genomineerd voor belangrijke literaire prijzen.
Witte mannen
Achter in zijn boek nam Heerma van Voss een QR-code op waarmee iedereen alle 79 portretten van destijds kan terugzien. Behalve het besef dat de een beter kon tekenen dan de ander (Gerard Reve tekende zelfs helemaal niets, maar schreef op een A4-tje alleen de tekst ‘Lees Een circusjongen van Gerard Reve’), valt ook op dat het vrijwel allemaal witte mannen waren, die schrijvers van toen. Slechts acht vrouwen zaten er tussen die negenenzeventig. Verder valt op dat veel namen die in de jaren zeventig kennelijk tot de veelbelovende schrijvers behoorden, nu totaal vergeten zijn.
Literair klimaat
Natuurlijk, namen als Gerard Reve, Harry Mulisch, Judith Herzberg, Mensje van Keulen, Jan Siebelink, Cees Nooteboom kent iedereen nog. Maar wie kent nog Ad Zuiderent of Arie van den Berg? Jan Kuijper of Anton Korteweg?
Maar ook en vooral valt op hoe anders het literaire klimaat destijds was. Literaire tijdschriften zoals De Revisor, maar ook Raster, Tirade, Maatstaf en nog veel meer, bloeiden volop en hadden grote aantallen abonnees, Bij elk nieuw nummer verschenen uitgebreide recensies in de kranten. Mede daardoor kregen jonge schrijvers een kans om hun pen uit te proberen in een tijdschrift en daarna – vaak op uitnodiging - een uitgever te vinden die wel brood zag in hun werk. En wie eenmaal een uitgever gevonden had, kreeg daarna de kans om vrijuit te publiceren.
Verkoopcijfers
Terwijl tegenwoordig uitgevers vooral naar beoogde verkoopcijfers kijken en eindredacteuren manuscripten eindeloos willen inkorten en veranderen, leverde je destijds je getikte of geschreven manuscript in en lag het een paar maanden later ongewijzigd in de winkel. Waarna bijvoorbeeld iemand als Jan Siebelink, zo blijkt uit het gesprek dat Heerma van Voss met hem had, op zijn fiets stapte en de boekhandels en recensenten langsging om aandacht te vragen voor zijn boek.
Teruggetrokken
Heerma van Voss bezocht alle nog levende schrijvers (behalve Peter Verstegen wiens zoon liet weten dat zijn vader ‘niemand te woord staat’) op in hun huis. De meeste jeugdige, onbeschroomde zelfportrettekenaars van vroeger leven nu ‘teruggetrokken en ietwat verstild in grote huizen met overal papieren, kranten, boeken – restanten, aandenkens, fragmenten’. Velen van hen vroegen zich af wat de bedoeling was van dit gesprek, maar stuk voor stuk ontstonden heel prettige gesprekken. En bleken al die schrijvers toch best nog behartenswaardige dingen te melden te hebben. ‘Vrijwel elk interview duurde langer dan het vorige, terwijl ze tegenover me uitweidden over periodes die ikzelf niet had meegemaakt, over wie ze waren geweest en over hoe de wereld er ooit uitzag en wat ze nog van het leven verlangden.’
Niet al te serieus
De meesten van hen schrijven nog, al realiseren ze zich dat het hoogstwaarschijnlijk onmogelijk zal zijn om, een paar uitzonderingen als Siebelink en Herzberg daargelaten, nog een uitgever te vinden. ‘Je moet het niet al te serieus nemen, merkt Judith Herzberg op. Volgens mij is serieus nemen heel gevaarlijk. Voor mij blijft poëzie vooral een spel, een spel met woorden en met inkorten.’ Dat brengt haar ook tot de opmerking die de titel van het boek werd: De prullenmand heeft veel plezier aan mij.
De oudste schrijver met wie Heerma van Voss sprak was Cees Nooteboom (1933) die tegenwoordig teruggetrokken met zijn vrouw op Menorca leeft en er fysiek slecht aan toe is. De jongste was Jan Willem Otten (1951).
Sonja de Jong
Thomas Heerma van Voss – De prullenmand heeft veel plezier aan mij. Dag Mag, €24,99, ISBN 978 94 933 9928 0, 246 pagina’s, € 24,99, augustus 2025