Gras - Mathijs Deen
Over heren en knechten en de tijd die verstrijkt
Sobere schets van een geslacht van tuinbazen
Slechts 176 pagina’s telt Gras, de novelle van Mathijs Deen. Maar in dat beperkte aantal pagina’s weet hij een tijdsbeeld van ruim honderd jaar te vangen en een familie in vier generaties. Zijn verhaal is tot het uiterste ingedikt, iedere zin veelzeggend. Het is een verhaal over heren en knechten, over godvruchtigheid en stil verzet.
Over de auteur
Mathijs Deen (Hengelo, 1962) is schrijver en radiomaker. Zijn verhalenbundel Brutus heeft honger werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 2012, zijn roman Het lichtschip voor de Libris Literatuurprijs 2021. Zijn (tot nu toe) vierdelige thrillerserie over de Wadden en zijn non-fictiewerk over diezelfde Wadden vormden zijn doorbraak bij het grote publiek.
Uurwerk
Deen begint zijn verhaal met de 17-jarige Dirk die in 1848 op landgoed Broeckvoorde, in de buurt van Leiden, opgroeit als zoon van de tuinbaas. Als Dirk het uurwerk van het grote huis gaat opwinden ‘(het was de enige dag in de week dat hij dieper het huis in mocht dan de dienstingang en de keuken)’ ziet hij vanuit het kleine raampje boven hoe zijn vader door de tuin loopt, in elkaar zakt en niet meer opstaat. Dirk rent naar beneden, maar stuit beneden op de jonkheer. ‘Ga met de calèche naar Den Haag en haal mijn zoon daar op,’ draagt deze hem op. “Maar mijn vader, ik zag hem vallen.”
‘Jij gaat naar Den Haag en haalt hem op’. En zo zijn de verhoudingen duidelijk.
In de leer
De vader overleeft zijn val niet, de zoon is nog te jong om hem op te volgen en wordt eerst een paar jaar elders in de leer gedaan. Eenmaal oud genoeg keert hij terug op Broeckvoorde, trouwt met de dochter van de nieuwe tuinbaas en volgt deze op zijn beurt op. Er is geen sprake van keuzen, het is de loop der dingen. Ook als zijn kleinzoon, we zitten dan inmiddels in de 20e eeuw, een totaal andere toekomst wenst, kan daar geen sprake van zijn. Traditie is traditie.
Maar de tijden zijn wel veranderd. Waar Dirk halverwege de negentiende eeuw nog een heel legertje aan knechten had om de tuin, met als pronkstuk het enorme gazon - dat geheel met de zeis gemaaid wordt - te onderhouden, moet zijn kleinzoon het in zijn eentje rooien en ligt het gazon er verwaarloosd bij. Er is geen geld meer voor beter onderhoud. Maar aan rangen en standen valt niet te ontkomen, de jonkheer en de barones blijven de jonkheer en de barones, de tuinbaas wordt nooit meer dan een tuinbaas.
Stug en godvruchtig
De tuinbazen in Gras zijn stugge, godvruchtige mannen, die nooit een woord te veel zeggen en hun emoties nooit laten zien. Als Piet jr. na zijn diensttijd begin twintigste eeuw dolgraag beroepsmilitair wil worden, gaat hij naar zijn vader: ‘Majoor van de Pfalz vroeg me om bij te tekenen’. “Je hebt nee gezegd,” zei Piet sr. zonder op te kijken. ‘Ik heb nog niets gezegd,’ zei Piet jr. ‘Ik heb uw toestemming nodig’ […] “Je bent een tuinman, net als je vaderen, jouw levenspad voert door de wijngaard des Heeren.” En Piet jr. accepteert. Waarna Deen kortweg schrijft: ‘Op een novemberdag in 1928 reed hij de wagen tegen een lantaarnpaal in Den Haag. Hij overleefde. Ook dat was mislukt.’
Gras is net zo sober en ingetogen als het omslag: slechts één enkele grasspriet. Maar het is in al die soberheid een ode aan mannen zoals Dirk en Piet.
Sonja de Jong
Mathijs Deen – Gras. Alfabet, ISBN 978 90 213 4011 1, 176 pagina’s, € 19,99, oktober 2025
