Laatste man - Marc Reugebrink
Laatste man balanceert op twee gedachten
Essayistische uitweidingen verstoren verhaal en omgekeerd
Als kind heeft Martin Oonk, de hoofdpersoon in Marc Reugebrinks nieuwe roman Laatste man, vaak in het ziekenhuis gelegen. Nooit hebben ze hem verteld waarom hij daar lag. Hij wist alleen dat het om zijn piemel ging en dat ze hem vaak heel erg veel pijn deden. En dat zijn ouders – zeker toen hij in het kinderziekenhuis in Rotterdam lag – nooit langskwamen omdat het te ver weg was. Als hij een jaar of twaalf is, is hij opeens kerngezond en ziet nooit meer een ziekenhuis vanbinnen. Pas na zijn pensionering wordt hem duidelijk wat er aan de hand was. En echt boeiend is dat, na de verwachtingen die Reugebrink een heel boek lang opbouwt, helaas niet.
Over de auteur
Marc Reugebrink (Goor, 1960) studeerde in Groningen en woonde daar ook nog jaren daarna. In 1988 debuteerde hij als dichter met de bundel Komgrond, die hem de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs opleverde. In 1998 verscheen zijn eerste roman, Wild vlees. Rond die tijd verhuisde hij naar Gent, waar hij nu nog steeds woont. Diverse andere romans verschenen en regelmatig werd zijn werk genomineerd voor belangrijke literaire prijzen. Zijn bekendste titels zijn Het Belgisch huwelijk en Het huis van de zalmen.
Voetbalcarrière
Al lezend in Laatste man doemt de vraag op wat Reugebrink nu eigenlijk voor ogen stond: een coming-of-age roman over een opgroeiende jongen, over zijn voetbalcarrière (altijd laatste man) die in de puberteit roemloos eindigt als hij meer belangstelling voor de meisjes krijgt, over alle liefdes die daarna volgen, zijn studentenleven en dan – in het laatste hoofdstuk - de onthulling wat hem als kind mankeerde. Het boek eindigt waar het ook begint: op een operatietafel.
Of wilde Reugebrink een tijdsbeeld scheppen? Hij deelt zijn verhaal op in zes episoden die elk een ander jaar belichten en is bepaald niet zuinig met weetjes over die perioden. Over de in die tijd populaire popsterren, over de politiek, over een reis met het hele gezin naar een oom en tante die na de oorlog in Amerika zijn gaan wonen en over tal van andere zaken. Te pas en te onpas filosofeert Reugebrink in de huid van Martin Oonk ook over de dingen om hem heen: over de wanstaltigheid van winkelcentrum Hoog Catharijne, over de val van de Muur en de consequenties daarvan, over vrouwenvoetbal en over politiek in Nederland, Engeland en Duitsland.
Kapstok
Het heeft er regelmatig de schijn van dat het verhaal over de jongen die ziek was, beter werd en op latere leeftijd desondanks toch weer onder het mes moet, alleen als kapstok bedoeld is voor Reugebrinks essayistische uitweidingen.
De vorm die de auteur voor zijn verhaal koos, is wél interessant. Zes jaartallen pakt hij bij de kop, die ieder een bepalende invloed op Oonks leven hadden. Eerst, in 1969, zijn tijd in het Rotterdamse Sophia Kinderziekenhuis waar de zoon van Coen Moulijn, Raymond, hem leert dat je je lot niet zielig hoeft te ondergaan, maar dat je eigen keuzen kunt maken. Dan 1976, als de ziekenhuisellende ver achter hem ligt en hij tegen zijn zin met zijn ouders en zus zes weken mee moet naar Amerika, terwijl hij net bezig is de lichamelijke liefde te ontdekken. Dan 1981 waarin vooral zijn zus Aline centraal staat, en zo verder.
Reugebrink mengt daarbij de ik- en de hij-vorm: Martin vertelt zijn eigen verhaal zo nu en dan als ik-persoon, maar neemt op andere momenten meer afstand van zichzelf en maakt er een hij van.
Toch kan Laatste man mij persoonlijk niet echt overtuigen. Knap geschreven, interessant van compositie, dat zeker. Maar te veel balancerend op twee gedachten.
Sonja de Jong
Marc Reugebrink – Laatste man, Querido, ISBN 978 90 253 2009 6, 270 pagina’s. € 22,99, november 2025.
