Tandenjager - Auke Hulst

Oorlogsroman, gothic novel en nog veel meer in één boekband
Tanden als teken van sociale stand
Met elke nieuwe roman lijkt Auke Hulst hoger te willen reiken. Al in zijn vorige boek, De Mitsukoshi Troostbaby Company, mengde hij op geniale wijze genres die niet te mengen leken: een sciencefictionachtige roman en een semi-autobiografisch verhaal over rouw en verwerking. Zijn nieuwe roman Tandenjager is nog een tandje ambitieuzer: het is een verbluffende mix van oorlogsroman, gothic novel, commentaar op sociale klasse en nog veel meer. De lezer wordt bijna tegen wil en dank meegesleurd in een wervelend verhaal. Briljant geschreven, op elke bladzij verrassend door stijl en door de ontwikkeling van het verhaal.
Over de auteur
Auke Hulst (Hoogezand-Sappemeer, 1975) is schrijver, songwriter en literatuurcriticus. Hij groeide op in Denemarken, een gehucht in de provincie Groningen, waarover hij in 2012 de autobiografische roman Kinderen van het ruige land publiceerde. Dit boek werd zijn doorbraak. Het werd genomineerd voor de BNG Literatuurprijs en bekroond met onder meer de Cutting Edge Award en de Langs de Leeuw Literatuurprijs. Met zijn vorige roman De Mitsukoshi Troostbaby Company stond hij op de shortlist voor zowel de Libris Literatuurprijs als de Boekenbon Literatuurprijs. Tandenjager is zijn achtste roman.
Slagveld
Het is 1815, we bevinden ons op het slagveld bij Quatre Bras in Frankrijk, twee dagen voor de Slag bij het iets verderop gelegen Waterloo. Daar dwaalt Jacob Vos (of Vos Jacobsz.) rond. Hij is arm geboren, maar zijn moeder heeft hem van jongs af aan zelfbewust opgevoed, leren lezen, geleerd dat hij niets minder is dan willekeurig wie ook maar. Alleen zijn tanden verraden zijn arme afkomst: een gebit van brokkelige, bruin verrotte stompjes. En dat is gezien zijn beroep nog eens des te cynischer. Want Vos is tandenjager. Hij behoort tot het groepje mensen dat direct na een veldslag de slagvelden afstroopt op zoek naar gesneuvelde soldaten met redelijke goede gebitten. Met behulp van hamer, beitel en ander gereedschap wringt hij die tanden en kiezen voorzichtig uit de dode monden. Want er is, in een tijd waarin reguliere mondzorg nog niet bestaat, een gretige markt onder de rijken voor de primitieve kunstgebitten die van deze tanden gemaakt worden.
Stralend wit
Maar Vos stuit op een soldaat die een wel héél erg fraai gebit heeft: volkomen ongeschonden, stralend witte tanden en kiezen zoals hij nog nooit eerder bij iemand heeft gezien. Zijn plan staat meteen vast: deze stukjes ivoor zijn voor hemzelf bedoeld, om hem te verlossen van zijn eigen beroerde gebit. In Londen, waar hij de rest van zijn buit voor goed geld verkoopt, laat hij die tanden implanteren in zijn eigen kaken.
Liefdesbrieven
Tijd voor het tweede deel van zijn plan: in de kleding van de soldaat met de fraaie tanden vond hij ook een bundel liefdesbrieven van ene Margaux, markiezin van Schuylenaer. Op haar heeft Vos nu zijn zinnen gezet. Dankzij het geld dat hij als tandenjager verdiend heeft, kan hij zich voordoen als een man van goede komaf en weet zo zichzelf bij Margaux te introduceren.
Maar dan neemt het verhaal opeens een bijzondere wending. Want ook Margaux blijkt te beschikken over zo’n stel extreem gave tanden, net als de soldaat op het slagveld. En wat tot dan toe nog een verhaal leek over sociale ladders die je beklimt, over de doem van afkomst en het gevecht om daar bovenuit te stijgen, verandert nu opeens in een gothic novel van het zuiverste water: de tanden blijken het kenmerk van een mensensoort die leeft van het bloed van anderen: vampiers. En net als de lezer is ook Margaux uitermate geïntrigeerd door deze Vos Jacobsz., die de tanden van een vampier, maar de reuk van een gewoon mens heeft. Zij wil hem als haar symbiont: een gewone sterveling die zich vrijwillig beschikbaar stelt aan een vampier om van tijd tot tijd leeggezogen te worden.
Moordenaar
En natuurlijk loopt deze in alle opzichten ongelijke relatie uit de hand. Een vrouw sterft, Vos wordt gezocht als moordenaar en in een halfslachtige poging om goed te maken wat zij teweeggebracht heeft, biedt Margaux hem de uitweg om naar haar plantage in Suriname te vluchten en daar in verborgenheid de rest van zijn dagen door te brengen.
En weer maakt de roman een omslag door: nauwgezet schetst Hulst de gruwelen van de plantage. De slavernij mag er dan formeel afgeschaft zijn, maar dat wil niet zeggen dat de blanke meesters zich in de praktijk daar iets van aan trekken. Vos raakt in gewetensnood: moet hij Margaux niet schrijven om haar te laten weten wat er in haar naam op de plantage gebeurt? Maar voor hij dat kan doen, gebeurt er iets waardoor hij opnieuw moet vluchten.
Logisch
Zo samengevat, lijkt het alsof deze roman alle kanten op vliegt. Maar dat is nu juist niet het geval. Alles volgt heel logisch op elkaar, ondersteunt elkaar, versterkt elkaar. Hulst legt een duizelingwekkende bravoure aan de dag, stapt ogenschijnlijk moeiteloos in de voetsporen van 19e eeuwse schrijver als Dickens en Multatuli en steekt hen naar de kroon. Je huivert met hem op het slagveld bij Quatre Bras: ‘Overal kruitdampen, het hinniken van paarden, het zompig smakken van aangestampte modder, flarden marsmuziek, het kermen van menselijke en niet-menselijke gewonden.’ En te midden van dat alles de rooftocht van de lokale bevolking en gelukszoekers: Er is plunder. ‘De koelbloedigen hebben het voorzien op officieren van wie sommigen zich nog aan het leven vastklampen terwijl erfstukken met vingers en al worden afgehakt […] Zo is de mens, je moet er niet teveel van verwachten.’
Reis
Tandenjager is een literaire reis, Hulst een meedogenloze reisleider die zijn lezer meesleurt een wereld in die deze niet kent, maar die tegelijkertijd, ondanks alle verschillen, in veel opzichten ook lijkt op de onze.
Sonja de Jong
Auke Hulst – Tandenjager. AmboAnthos, ISBN 978 90 263 5577 6, 432 pagina’. € 26,99, mei 2025